De maan stond hoog aan de hemel en op enkele huisjes na waren alle lichten in Arivu gedoofd. De Arnith lag er rustig bij in de maneschijn en zo ook de wouden onderaan de berg, maar in het hartje van Gúl Alnúr, Ayelas' rijk, was er een grote opschudding. De overgebleven leden van Arnhar's kamp hadden zich verzameld op een grote open plek. De grote witte tenten waren opnieuw opgezet en iedereen was druk in de weer met de voorbereiding op Arnhar's plan.
De grote, witte tent die in het midden van de open plek stond, werd nog steeds bewoond door de kampleiders. Arnhar zat op een mat samen met Jezulla. Tegenover hem zaten Torval, de Rokán, en Valthen, de dwerg. Alle vier de kampleiders waren druk in gesprek. De voorbije dagen had Arnhar de leden van het kamp weer opgezocht en gevraagd of zij aan zijn zijde wilden strijden tegen het kwaad; in dit geval Arivu en haar hoge elfen.
"... Arivu mag dan wel een grote en gevaarlijke godin zijn, zij kan de donkere elfen er nog niet eens van weerhouden om haar kolonies over te nemen", zei Jezulla vol vertuiging. "De hoge elfen deinzen terug voor de hogere macht. We moeten nu toeslaan en Arivu neerhalen." De kampleiders keken de vrouw aan en dachten diep na. Toen opende Valthen zijn mond: "Ik begrijp je standpunt, Jezulla, maar ik denk niet dat wij zomaar Arivu kunnen verslaan in ons eentje." Arnhar lachte: "Valthen, ik begrijp je bezorgdheid, maar ik ken mijn moeder. Ze is sluw en is een van de sterkste goden van heel Elläm, maar wij zijn gespecialiseerd in alle vechtkunsten en hebben meer mogelijkheden om haar te verslaan. Ik weet zeker dat het ons zal lukken."
Arnhar rolde een kaart open en legde stenen op de hoeken van de kaart. "Onze troepen zijn niet groot genoeg om Arivu zelf te verslaan. Daarvoor heb ik een elite-team van krijgers nodig. Ik hoopte dat jullie", hij wees naar de overige kampleiders, "mij zouden vergezellen op deze missie." Jezulla zei meteen: "Ik doe mee. Ik zal nooit mijn vrienden in de steek laten." De jonge vrouw glimlachte en keek naar Torval. Die zei zonder glimlach op zijn gezicht: "Ik doe mee." Toen voegde Valthen er nog aan toe: "Ik zal er zijn om mijn vrienden te beschermen." Arnhar knikte enkel. "Dan zullen we mijn moeder eens laten zien dat niet enkel hoge elfen kunnen heersen." Dit laatste zei hij alsof hij zelf geen hoge elf was. Arnhar was er nooit trots op dat hij als hoge elf was geboren en dat zou ook nooit veranderen.
"Dan zijn we er klaar voor. Laat die hoge elfen maar komen." Arnhar stond recht keek zijn vrienden in de ogen.