Tchaka! klonk het door de muffe kelders. Een grote zwarte zweep knalde tegen de rug van een arme jongeman aan. Twee gespierde mannen duwden de andere man tegen de muur en een derde gespierde man sloeg met de zweep.
Tuaidh wandelde met zijn handen op zijn rug naar de geslagen man en boog zich voorover. "Zozo, de wegloper is terecht." De keizer grijnsde en zei: "Wat is er zo belangrijk dat je opeens in mijn stad verschijnt en een Laoch vermoord?" Hij trok aan het haar van de gevangene en zag zo zijn gezicht. Tuaidh schrok een beetje bij het zien van het jonge gezicht. Hij had verwacht dat de beruchte crimineel een ervaren man met jaren training zou zijn. "Zodra we weten wie je bent en waar je op uit was word je veroordeeld", zei de keizer. Hij maakte een gebaar naar de wachters en de zweep knalde weer tegen de rug aan.